
Filosofe Miriam Rasch in gesprek met DFS over de afnemende frictie in de wereld, en de vraag of technologie ons kan redden.
Op woensdagavond 15 september 2021 ging filosofe Miriam Rasch, auteur van het boek Frictie en winnaar van de Socratesbeker, exclusief in gesprek met leden van de Dutch Future Society. Het bestuur had haar uitgenodigd vanwege haar ideeen rondom dataïsme – zoals Miriam in haar boek beschrijft, is dat het geloof dat alles te vertalen is in data.
Data leggen de wereld vast en maken haar beheersbaar (of denken we dat maar?), maar, waarschuwde Rasch in haar introductie; dataisme heeft ook nadelen. Ten eerste moeten we ons afvragen wie de data verzamelen, en met welk doel dat gebeurt. Vaak is dat doel onbekend bij de mensen wiens data verzameld wordt. Ten tweede simplificeert data de mens: menselijk gedrag kun je niet als algoritme begrijpen, en er vallen dan ook allerlei aspecten uit onze menselijkheid, tussen de nullen en de enen van de algoritmes door. Tegenover het ideaal van een geautomatiseerde wereld stelt Miriam Rasch een herwaardering van frictie: niet alleen als manier om weerstand te bieden aan de eis van transparantie en constante communicatie, maar ook als het startpunt van ethische reflectie. Hoe kunnen we in dataïstische tijden ons eigen verhaal blijven vertellen?
Na haar introductie ging Miriam in discussie met het publiek. Dat was een levendige discussie, die deels verbaal verliep, en zelfs nog af en toe doorliep in de chat, als het gesprek alweer een andere wending had genomen. De vragen en thema’s die werden gesteld, waren onder andere: wie investeert er eigenlijk het meest in data-verzameling? Als dat het leger is, en verschillende overheden en bedrijven (zoals geopperd werd door onze leden), wordt het dan niet tijd dat er ándere groepen en organisaties opstaan die zich gaan bezighouden met dataverzameling, en/of de ethiek ervan? Is data-verzamelen altijd slecht? Zeker niet, vonden zowel Miriam als onze leden: vaak is het handig, en zelfs belangrijk – denk maar aan de statistieken van een pandemie. Daarbij merkte Miriam dan wel op, dat statistieken altijd op vele manieren geduid kunnen worden, en dat is misschien juist het probleem van data: die is veelal onbegrijpelijk voor leken, zodat programmeurs de kennis kunnen ‘sturen’, zonder dat daar kritisch naar wordt gekeken. Een opvallende opmerking vanuit de leden was nog dat algoritmes onze creativiteit soms kunnen doen toenemen: een computer kan artiesten of spelers van een spel bijvoorbeeld leren, nieuwe patronen uit te proberen.
Richting het eind van de discussie stelde Miriam de vraag: kan techniek, of dataverzameling, ons wellicht zelfs redden, in tijden van klimaat-en virus crisis? Daarop werd wisselend geantwoord: er werden voorbeelden genoemd waarbij techniek lijden helpt verlossen (zoals het meten van de effectiviteit van armoede-onderzoek, of het tellen van bomen voor bijplantingsprocessen), maar er werd ook benadrukt dat het ingewikkeld is om geen misplaatst tech-optimisme te laten ontstaan – de idee dat techniek álles kan oplossen, terwijl de nadelen over het hoofd worden gezien.
Roanne van Voorst

